Docenten Nederlands 15-18
| niveau 4 | Bougainville
Introductie
F. Springer (pseudoniem van Carel Jan Schneider; Batavia 1932 - Den Haag 2011) was aanvankelijk Nederlands bestuursambtenaar op Nieuw-Guinea, later consul, zaakgelastigde en ambassadeur in onder andere New York, Bangladesh, Angola, Iran en Oost-Duitsland. Het bijzondere hieraan is dat hij steeds op plaatsen was waar zich op dat moment in de geschiedenis opzienbarende gebeurtenissen plaatsvonden.
Hij schreef een groot aantal verhalen en romans waarin bijna altijd persoonlijke ervaringen zijn verwerkt; hij doet dit op een indirecte manier waarbij opvalt dat zijn hoofdpersonages nogal eens namen hebben met de initialen F.S. In zijn werk komen zijn Indische jeugd en zijn belevenissen op de meest uiteenlopende plaatsen in de wereld naar voren; de verhalen spelen zich vrijwel nooit in Nederland af.
Kenmerkend voor Springer zijn de Angelsaksisch aandoende wijze van humoristisch en onderhoudend vertellen, zijn milde ironie, zijn tekening van treurige patsers en innemende klunzen, de tragiek van mensen die tobben met de vergeefsheid van het bestaan en die elkaar kwijtraken.
Inhoud
Tijdelijk zaakgelastigde Bo, vertegenwoordiger van de staat der Nederlanden in het piepjonge Bangladesh van 1973, ontmoet vlak nadat hij in deze functie is benoemd heeft opgepakt zijn oude jeugdvriend Tommie Vaulant in de hoofdstad Dacca. Deze is inmiddels persoonlijk assistent van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, in wie de lezer Kurt Waldheim kan herkennen. De volgende ochtend verdrinkt Tommie; 's middags spoelt hij aan op het prachtige strand van Cox' Bazaar. Tijdens Bo's werkzaamheden als diplomaat ontvangt hij van Tommies weduwe uit Amerika een pak papieren, hem nagelaten door Tommie. Het blijken de dagboeken van Tommies opa te zijn, aangevuld met dagboekfragmenten van Tommie zelf. Zo komt Bo er achter wat zich heeft afgespeeld tussen Tommie en diens jeugdvriendin Madeleen, vlak voordat hij met een VN-delegatie naar Bangladesh moest afreizen. De climax van het verhaal komt als Bo later in Nederland Madeleen ontmoet op een schoolreünie. Hij is, samen met de lezer, de enige die van beide kanten het verhaal erover heeft gehoord. Hij vertelt Madeleen niet wat hij (en met hem de lezer) allemaal weet.
Moeilijkheid
Bougainville blijkt voor scholieren een lastig boek te zijn. Dat komt door de structuur: Springer laat vooral in het begin van het boek veel onuitgelegd. Het ene fragment na het andere introduceert situaties en personages die veel met elkaar te maken hebben, maar die hechte verbanden worden vaak pas later zichtbaar. Gedeeltelijk - want wie nauwkeurig leest, zal uit verwijswoordjes en andere verwijzingen al kunnen reconstrueren wat personages met elkaar te maken hebben. Ook de verschillende (ik-)perspectieven die gehanteerd worden, steeds door andere personages, kunnen de onervaren lezer in de war brengen. Ten slotte laat Springer de uiteenlopende personages verschillende registers gebruiken: de hoofdpersoon-diplomaat vertelt bijvoorbeeld vlot maar gebruikt veel inside information, de negentiende-eeuwse opa hanteert archaïsch taalgebruik. Maar uiteindelijk wordt het verhaal heel vlot verteld en valt er ook veel te lachen. Het ligt wel aan de literaire competentie van de leerling of die dit kan beleven. Het is vooral van belang dat de leerling aangespoord wordt om in een flink tempo door te lezen; het begrip ontstaat dan wel.
Dimensies |
Indicatoren |
Toelichting | complicerende factoren |
Algemene vereisten |
Bereidheid | Bougainville is een betrekkelijk dun boek. Het verhaal is tragisch, maar het wordt humoristisch verteld. Het speelt zich af op een kleurrijke locatie die sfeerbepalend is. Ook de setting - het diplomatenmilieu met borrels, gekke situaties en boeiende ontmoetingen - kan een aanbeveling zijn. Als N3-lezers en wellicht ook N4-lezers de eerste pagina's verkennen, kunnen ze overvallen worden door de veelheid aan gegevens en verwijzingen. N5-lezers zullen hier minder moeite mee hebben. |
Interesses | De leerling moet wel geïnteresseerd zijn in belevenissen en ervaringen die ver afstaan van zijn eigen leefwereld. Overigens is de liefdestragiek in het verhaal universeel en herkenbaar voor alle leeftijden. | |
Algemene kennis | Enige kennis van internationale verhoudingen en organisaties kan prettig zijn, maar deze informatie kan ook opgezocht worden. Jonge lezers, en dit geldt voor N3 tot en met N5, zullen over het algemeen moeite hebben met veel bekend veronderstelde begrippen die hierop betrekking hebben. Naarmate het niveau van de leerling hoger is, zal hij meer informatie uit de tekst kunnen halen. | |
Specifieke literaire en culturele kennis | Er is redelijk wat kennis nodig over literatuur en literatuurgeschiedenis. N3- en N4-lezers die nog weinig weten van de Nederlandse literatuur, kunnen de verwijzingen naar Multatuli en andere auteurs niet plaatsen. N5-leerlingen zullen het daardoor gemakkelijker hebben dan N3-lezers. | |
Vertrouwdheid met literaire stijl |
Vocabulaire | Er zullen meer woorden zijn dan de docent denkt die vreemd zijn voor lezers van N3 en wellicht ook N4. Vooral in de fragmenten van Opa de Leeuw is er sprake van archaïsch taalgebruik, ook al is deze een vlotte rasverteller. |
Zinsconstructies | Springer laat vooral de hoofdpersoon Bo veel in samengestelde zinnen spreken en denken. Vaak zijn die vier, vijf regels lang. De constructies zijn structureel niet complex; deze zinnen meanderen door steeds toegevoegde nieuwe delen. Ook N3-lezers die rustig doorlezen zullen de weg niet kwijt raken. | |
Stijl | Er is sprake van een vlotte verhalende stijl, in alle delen. Kleurrijke details worden zo verteld dat je je als lezer aanwezig voelt als aan de borreltafel. De lezer moet wel een antenne hebben voor droge humor die vaak verborgen zit in een enkel woord. Als je daarvoor gevoel hebt (de Achterhoeker noemt dit 'sprekken', een sterk verhaal vertellen), valt er veel te beleven. | |
Vertrouwdheid met literaire personages |
Karakters | De karaktertekening is complex en moet vooral 'tussen de regels' gelezen worden; een enkele keer is de verteller bij monde van de hoofdpersoon vrij expliciet, bijvoorbeeld als hij dominee Gerard een zak vindt om diens toespraak. Lastig voor N3-lezers, die geregeld zullen missen hoe Springer iemand neerzet. |
Aantal karakters | Er komen veel personages voor in het verhaal. Het is niet erg als minder ervaren lezers het verband tussen een aantal van hen missen, maar bij een aantal is het begrijpen van die verbanden wel essentieel. | |
Ontwikkeling van en verhoudin tussen de karakters | De karakters ontwikkelen zich niet sterk. Het gaat meer om het ontstaan - en begrijpen - van steeds meer verbanden tussen hen. | |
Vertrouwdheid met literaire procedés |
Spanning | Er zijn scènes die zo verfilmd kunnen worden: Springer wisselt gesprekken af met beschrijvingen van slapstickachtige situaties en (komische) toespraakjes met reacties daarop. Hierin gaat het meer om de humor dan om de spanning, maar geregeld wordt de lezer in spanning gehouden met de vraag hoe personages zullen reageren op elkaar. Voor alle niveaus grappig. |
Chronologie | Het verhaal wordt niet chronologisch verteld, wat voor N3-lezers verwarrend zal zijn. De meer ervaren lezers zullen toch ook wel goed moeten nadenken over de plaatsing in de tijd van vele fragmenten. Springer geeft veel tijdsaanduidingen; deze moeten voor het leggen van juiste verbanden goed verwerkt worden door de lezer. N3-lezers zullen dit heel lastig vinden. Overigens is het verhaal van Bo wel chronologisch: het loopt van zijn aankomst in Dacca tot de klasreünie in Nederland. | |
Verhaallijn(en) | Bougainville wordt door minder ervaren lezers moeilijk gevonden onder andere vanwege de verschillende verhaallijnen. Wellicht moeten N3- en N4-lezers daarin wat begeleid worden. Er zijn twee hoofdlijnen: het verhaal van Bo en het verhaal van Tommie, maar in die verhalen zijn weer vertakkingen, zoals het verhaal van Opa de Leeuw. | |
Perspectief | Er wordt uitsluitend ik-perspectief gebruikt, maar dit ligt beurtelings bij verschillende personages. Bovendien wordt er vanuit verschillende tijdsperspectieven teruggeblikt op verschillende perioden. Lastig voor iedereen; ook de geoefende lezer zal goed bij de les moeten blijven. | |
Betekenis | N3-lezers kunnen het boek lezen als sappig verhaal van een diplomaat, maar ze missen dan wel de veel belangrijkere laag: de melancholie door de vergeefsheid van het menselijk streven, de tragiek van verlies en misverstand. Wellicht zullen vooral scholieren van hogere klassen, of leerlingen met wat meer levenservaring daardoor worden aangesproken. | |
Relevante bronnen voor docenten |
dbnl.org | Liesbeth Dolk, 'De klamboe van F. Springer: Schijn en wezen in de verhalen van een betrokken observator', in: Indische Letteren, jaargang 14 (1999) levenlang.nl | 'Bougainville' |