Docenten Nederlands 15-18
| niveau 3 | Donderdagmiddag, halfvier
Introductie
Kristien Hemmerechts werd geboren in Brussel in 1955. Ze studeerde in Vlaanderen Nederlandse en Engelse taal en cultuur en daarna in Amsterdam literatuurwetenschap. Met haar eerste man verhuisde ze naar Engeland. Haar eerste verhalen schreef ze, terug in Brussel, in het Engels. Deze verhalen verschenen in 1988 in vertaling (van Geert van Istendael) in de bundel Weerberichten. In 1986 promoveerde Hemmerechts op een dissertatie over het leven en werk van auteur Jean Rhys. In 1987 verscheen haar eerste Nederlandstalige roman: Een zuil van zout. In hoog tempo bleven er romans verschijnen en ook verhalenbundels, reisverhalen en essays. Na verschillende literaire prijzen ontvangt Hemmerechts in 1993 de Frans Kellendonkprijs voor haar hele oeuvre. Momenteel werkt Hemmerechts als docent Engelstalige literatuur aan de Hogeschool Universiteit Brussel en ze geeft creatief schrijven aan het Herman Teirlinck Instituut in Antwerpen.
Privé ging het Hemmerechts niet louter voor de wind. Ze kreeg een dochter en twee zonen, maar beide zonen overleden aan wiegendood. Over het verlies van haar zoontjes schreef ze het autobiografische verhaal 'Sprookje' (1992). In het begin van de jaren negentig trouwde Hemmerechts met dichter-journalist Herman de Coninck. De Coninck overleed onverwacht in 1997, waarna Hemmerechts in 1998 Taal zonder mij publiceerde, een eerbetoon aan De Coninck. Inmiddels is Hemmerechts opnieuw getrouwd.
Hemmerechts zegt zelf dat het menselijk onvermogen het thema is van haar werk. Ze houdt van een suggestieve manier van vertellen, wat een vervreemdend effect kan hebben. Haar boeken zijn geen puzzels waarin alles op z'n plaats valt, maar de lezer zal aan het eind van het boek wel min of meer weten hoe alles in elkaar steekt.
Bron: uitgeverijatlas.nl
Inhoud
Het centrale moment in deze roman is uiteraard donderdagmiddag om halfvier. Op dat tijdstip verongelukt Karen onder de witte camionette van typeleraar Damien Deroover. Als lezer maak je kennis met verschillende personen uit het dorp waar deze gebeurtenis plaatsvindt en ook met het dorp zelf. Alle personages zijn op de een of andere manier verbonden met Karen of haar vriendje Hassan.
In de tweede helft van het boek maken we kennis met Hassan, die prachtig verhalen kan vertellen, die als een raamvertelling zijn opgenomen in het boek. Het is een uitdaging voor de lezer om te duiden wat de betekenis is van deze qua stijl en inhoud afwijkende, sprookjesachtige verhalen.
De auteur schrijft op de flaptekst dat dit boek gaat over kinderen en ouders. Zij is tot de ontdekking gekomen dat de relaties tussen ouders en kinderen de belangrijkste relaties zijn in het leven. Het boek gaat daarom eveneens over liefde. De liefdes die het boek beschrijft zijn echter niet alleen tussen ouders en kinderen, maar ook tussen geliefden. Dat bij liefde seks hoort, ontloopt Hemmerechts niet. Seks speelt een duidelijke rol in het boek, maar dat wordt in bedekte, erotische termen beschreven en nergens expliciet.
Moeilijkheid
Voor N2-lezers zullen het taalgebruik, de lange bespiegelingen en het vrijwel ontbreken van actie een struikelblok kunnen zijn. Ook N3-lezers zullen misschien door moeten bijten om greep te krijgen op het verhaal, maar als ze het voor elkaar krijgen om de emoties in te vullen, dan krijgen ze er een interessant verhaal voor terug waarover ze aan het denken worden gezet. Op N4 zal de Vlaamse taal tot de verbeelding kunnen spreken. Ook de verbanden tussen de in het boek voorkomende sprookjes en de verhaallijnen in het boek bieden mooie uitdagingen voor N4.
Dimensies |
Indicatoren |
Toelichting | complicerende factoren |
Algemene vereisten |
Bereidheid | Voor een N2-leerling is het begin meteen een struikelblok: een lange beschrijving van de omgeving met commentaar, waarbij de eerste alinea al meer dan een bladzijde telt. Ook de rest van het verhaal vertoont nauwelijks actie of dialogen. Verder is de taal voor een N2-leerling niet aantrekkelijk: er komen regelmatig Vlaamse woorden in voor. Wel goed leesbaar voor een N2-leerling zijn de sprookjesachtige verhalen die Hassan vertelt, al lopen ze niet af zoals je van een sprookje mag verwachten. De uitdaging voor een N2-leerling zal vooral zijn om de verhalen van de diverse personages zodanig in elkaar te passen, dat een duidelijk beeld ontstaat van het ongeval. De structuur zal de N3-leerling geen problemen opleveren, maar ook een N3-leerling moet wat doorzettingsvermogen hebben en zal nog de neiging hebben af te haken omdat het verhaal nagenoeg geen actie heeft en heel Vlaams is. De uitdaging voor de N3-lezer zal in dit boek vooral zijn de psyche van de hoofdpersonen te doorgronden en zelf de emoties in te vullen bij wat de hoofdpersoon vertelt. Ook het invullen van de diverse kind-ouderrelaties zal een leuke opgave zijn, niet alleen die van de realistische personages, maar ook die uit de sprookjesverhalen van Hassan. Een N4-leerling zal misschien al in staat zijn het Vlaams niet als ergernis te ervaren, maar juist kunnen genieten van deze zinsnedes. Deze leerling zal niet alleen geboeid zijn door de relaties tussen ouders en kinderen, maar ook de dwarsverbanden zien tussen diverse personages. De N4-lezer zal ook goed kunnen filosoferen over de verbanden tussen de sprookjesverhalen en de rest van het boek. De grootste uitdaging zal wellicht zijn te begrijpen, via de Griekse mythologie en het Bijbelse verhaal van Abraham en Izaak, dat het dode meisje volgens haar moeder een 'offer' is. |
Interesses | Donderdagmiddag, halfvier zal vooral lezers aanspreken die geïnteresseerd zijn in psychologische bespiegelingen over allerlei relaties, meer dan in actie en spanning. Daarom zal dit boek minder geschikt zijn voor N2-lezers. Toch biedt de variëteit aan relaties juist ook mogelijkheden op diverse leesniveaus: de relatie tussen het verongelukte meisje en haar klasgenoten zal vooral voor de N2-lezer interessant zijn, de N3-lezer zal ook de relatie tussen ouders en kinderen kunnen boeien, terwijl de N4-lezer daarnaast kan nadenken over de verhoudingen tussen volwassenen onderling. Ook de filosofische insteek van het boek kan bij leerlingen van N4 voor een ingang zorgen. Hoewel Hemmerechts' feministische inslag wel herkenbaar is in dit verhaal en de kindrelaties wellicht allereerst meisjes zullen aanspreken, kunnen ook jongens wel aanknopingspunten vinden tot nadenken over hun eigen toekomstige situatie. |
|
Algemene kennis | Het is wel handig iets te weten over het schoolsysteem in België en over taboes die kennelijk in België nog rusten op kunstmatige inseminatie. Nederlanders zijn in hun opvoeding en omgang met hun kinderen doorgaans opener dan de mensen in dit boek van Hemmerechts. Over dergelijke verschillen nadenken past goed bij de N3-lezer, maar zal de gevorderde N2-lezer ook al wel kunnen opbrengen. | |
Specifieke literaire en culturele kennis | In Donderdagmiddag, halfvier volgen twee personages een cursus 'Representaties van mythische en legendarische vrouwen in de oude schilderkunst'. Een aantal namen wordt alleen genoemd, zoals bijvoorbeeld Medea, Ariadne, Cassandra. Vooral Iphigeneia komt aan bod, naast Abraham en Izaak, maar de verhalen zelf worden niet verteld. Daarnaast wordt verwezen naar 'Duizend-en-een-nacht' en 'Blauwbaard', dus er wordt nogal wat kennis van oude verhalen verondersteld. Ook andere literatuur wordt bekend geacht, bijvoorbeeld Eliot's 'The Waste Land'. De N2-lezer zal dit niet aanspreken, maar die kan het gemakkelijk terzijde schuiven als hij zich focust op het ongeluk zelf. Deze verwijzingen zullen voor de N4-leerling zullen juist prikkelend zijn. | |
Vertrouwdheid met literaire stijl |
Vocabulaire | Er komt regelmatig Vlaams taalgebruik (bijvoorbeeld camionette, fezelen, verwittigen) voor, dat vreemd maar niet onbegrijpelijk zal zijn voor Nederlandse tieners. |
Zinsconstructies | Veel korte zinnen. Geen probleem voor N2 en hoger. | |
Stijl | Rechttoe-rechtaantaal, waardoor N2-lezers niet het gevoel zullen krijgen dat ze er iets achter hoeven zoeken, met mooie, originele woordvondsten die het beginnend esthetisch besef van de N4-lezer zullen stimuleren. De taal zelf is nagenoeg emotieloos, op het abstracte af. Dat zal lastig zijn voor de N2-lezer, die deze emotie nog niet goed zelf kan of wil invullen. De sprookjes staan enerzijds in groot contrast met de stijl van de rest van het verhaal, anderzijds zijn de commentaren daar juist weer mee in overeenstemming en geven ze de sprookjes daardoor een vervreemdend effect (zie bron in Verantwoording hieronder). Dat maakt het boek geschikter voor de N3-lezer, die het niet erg vindt dat zijn beleving ondergeschikt is en juist al graag aan het nadenken wordt gezet. |
|
Vertrouwheid met literaire personages |
Karakters | Omdat de lezer alle gedachten van de personages leest die de schrijfster van belang acht, zal het kenschetsen van de personages geen problemen opleveren. Het invullen van de emoties zal voor N3- en N4-lezers niet moeilijk zijn, maar een N2-lezer kan het storend vinden dat hij dat zelf moet doen. Die laatste zal het verder verwarrend vinden dat niet duidelijk is wie de hoofdpersoon van het uiteindelijke verhaal is: Karen of Damien. |
Aantal karakters | Het aantal karakters is beperkt en overzichtelijk. Ook de N2-lezer zal daar geen moeite mee hebben. De N4-lezer kan zijn interesse in mensen toch kwijt door na te denken over de levens van personages die in de herinneringen spelen van de karakters die aan het woord komen. | |
Ontwikkeling van en verhouding tussen de karakters | Het enige personage wiens ontwikkeling duidelijk zichtbaar is, is Damien. In het begin krijg je de indruk dat hij een goedzak is, terwijl hij aan het eind de secretaresse bijna verkracht. De verandering is meer iets wat altijd latent aanwezig is geweest in hem, iets wat door de situatie naar boven komt, dan dat het een ontwikkeling is in de zin van 'iets geleerd hebben'. Het is de vraag of een N2-leerling dat onderscheid weet te maken, maar een N3-leerling kan dit verschil wel opmerken. | |
Vertrouwdheid met literaire procedés |
Spanning | Elke 'beweging' gaat gepaard met veel beschrijvingen, herinneringen en commentaar. De centrale gebeurtenis krijg je in puzzelstukjes te lezen, al is al in het begin van het boek duidelijk dat er een meisje onder een auto is gekomen. De N2-lezer wordt vooral nieuwsgierig naar het hoe van het ongeluk en de reactie van de ouders, de N3-lezer zal zich meer kunnen verdiepen in Damiens actie en reactie. |
Chronologie | Elk hoofdstuk behandelt dezelfde tijd vanuit een ander personage. Bovendien grijpt elk hoofdstuk terug naar het verleden van de persoon die op dat moment centraal staat. En ook dat verleden wordt niet steeds chronologisch verteld, maar het blijft wel goed te volgen, ook voor een N2-lezer. Als er vier verschillende personen aan het woord geweest zijn, is er een tijdsprong van een week. Deze wordt duidelijk aangegeven en zal ook voor de N2-lezer geen al te groot probleem zijn. | |
Verhaallijn(en) | De personages die boven de diverse hoofdstukken staan, hebben elk hun eigen verhaallijn. Daarnaast hebben ze allemaal een rol in de verhaallijn van het ongeluk. De sprookjes hebben een eigen verhaallijn, maar hebben ook een functie in de verhaallijn van Karen. Die functie is ook voor de N3-lezer nog een lastige puzzel; de overige verhaallijnen zijn te volgen vanaf N2. Het laatste hoofdstuk vertelt welk gevolg het ongeluk voor diverse personages had, wat voor de N2-lezer prettig zal zijn. |
|
Perspectief | In dit boek krijg je inzicht in de gedachten van diverse personages, door wier ogen je zowel de omgeving, andere personages als het verleden gekleurd te lezen krijgt. Gevoelens worden niet expliciet verwoord. De N4-lezer zal met wat sturing toch het auctoriale vertelstandpunt kunnen herkennen. | |
Betekenis | Omdat de flaptekst al meldt waar het boek over gaat, is het ook voor een N2-lezer goed te doen het verband tussen de verhaallijnen en het onderwerp kinderen te leggen. Daarnaast helpt het 'Laatste verhaal', in combinatie met Karens laatste gedachten, de lezer de boodschap eruit te halen dat je doden los moet laten en verder kunt leven. De N2-lezer heeft daarvoor misschien nog wat sturende vragen nodig, de N3-lezer zal dit er zelf uit kunnen halen. Die kan ook nadenken over de manier waarop de dorpsgemeenschap neergezet is, met haar roddels en tradities. De N4-lezer kan bovendien nadenken over de symboliek van de sleutel, over het 'slachtofferen' van kinderen en over de rol van de verhalen in dit verhaal. | |
Relevante bronnen voor docenten |
Menno Schenke, 'Liefde en rouwbeklag: Verhaal van Kristien Hemmerechts over ouders en kinderen', in: Algemeen Dagblad, 8 maart 2002 |