Lezen voor de Lijst

Docenten Nederlands 15-18

 | niveau 2 | Schemerleven

Introductie
Jaap Robben (1984) is dichter en auteur. Hij schrijft naar eigen zeggen niet specifiek voor een leeftijd. Op zijn oeuvrelijst staan gedichten, kinderboeken, theaterteksten, vertalingen en romans voor volwassenen. De debuutroman Birk uit 2014 betekende meteen zijn doorbraak. Dat verhaal is gesitueerd op een afgelegen eiland in de Noordzee. In zijn eerste roman hanteert Robben al een specifieke stijl. ‘Zijn kinderlijk eenvoudige, maar zeer suggestieve zinnen maken dat Birk zo kaal en tegelijk onheilszwanger is als het eiland waarop het zich afspeelt’, schreef nrc.next daarover. Informatie over de romans Birk en Zomervacht (2018) – beide N3 – is ook op deze site te vinden.
Robben studeerde aanvankelijk Milieu- en Maatschappijwetenschappen in Nijmegen, maar doorliep uiteindelijk de Koningstheateracademie in Den Bosch. Hij was van 2008 tot 2010 stadsdichter van zijn woonplaats Nijmegen. Zijn werk werd veelvuldig bekroond, zijn romans worden verfilmd en zijn werk verschijnt inmiddels in vijftien talen. Hij treedt vaak en graag op in boekhandels en op festivals, in binnen- en buitenland. Sinds 2012 woont hij met zijn vriendin en twee kinderen in een oude boerderij in een gehucht aan de Rijn in Duitsland. De verbouwing van de boerderij met hulp van Poolse werklui leverde het boek Zwijgmannen (2021) op, gebaseerd op het feuilleton Po Polsku dat eerder in dagblad Trouw verscheen.

Inhoud
De 81-jarige Elfrieda (of kortweg Frieda) heeft haar man Louis plotseling verloren. Ze komt vanwege haar hulpbehoevendheid vrijwel direct in een verzorgingstehuis terecht, waar ze regelmatig bezoek krijgt van haar enige zoon Tobias, die binnenkort vader wordt. Met hem komt ze vaak in aanvaring, bijvoorbeeld over de ontruiming van het ouderlijk huis. Frieda mijmert in de nieuwe situatie voortdurend over haar leven. Ze heeft vele fijne jaren met Louis gehad, maar door de dood van Louis komt er een ander verdriet los, dat zestig jaar gesluimerd heeft.
De extreem strenge winter van ‘63. Bij Nijmegen ligt de Waal dichtgevroren. Op het ruwe ijs ontmoet de 21-jarige Frieda op een namiddag een oudere man: Otto. Kort daarop komt hij toevallig anjers kopen in de bloemenzaak waar Frieda werkt. De twee voelen zich onweerstaanbaar tot elkaar aangetrokken. Ze ontmoeten elkaar steeds vaker, in het geheim. Otto is getrouwd en het wordt snel duidelijk dat hij de affaire beslist verborgen wil houden voor zijn vrouw. Als ‘Ietje’, zoals hij haar noemt, na een paar weken zwanger blijkt, staat het leven van beide geliefden volledig op zijn kop. Pas zestig jaar later komt Frieda erachter wat er aan het eind van dat bijzondere jaar precies is gebeurd.
Schrijver Jaap Robben wisselt dit relaas uit het verleden af met de schetsen uit het heden: de ruzies tussen moeder en zoon, de verzorging van Frieda in het tehuis en de mijmeringen over vroeger. De lezer ontdekt gaandeweg dat er een duidelijke grond is voor haar recalcitrante en veeleisende gedrag. Wat gebeurde er zestig jaar geleden?
Als blijkt dat Frieda zwanger is, twijfelt ze aanvankelijk of ze het kindje wil houden of ‘laten weghalen’. Otto stuurt op dat laatste aan, al is dat illegaal. Maar de tijd verstrijkt, de zwangerschap is niet meer te verhullen en niet meer af te breken. De jonge Frieda, die nog thuis woont, komt door de mores van de tijd helemaal alleen te staan. Ongehuwd en zwanger van een getrouwde man, dat is begin jaren zestig volstrekt onacceptabel: voor de ouders, voor de werkgever, voor de kerk. Frieda wordt het huis uitgezet, verliest haar baan en de pastoor komt met dé oplossing in die jaren: het kindje na de geboorte meteen afstaan, via de nonnen, want die kennen ‘goede katholieke echtparen die dit kind van God de juiste en enige liefde kunnen geven.’ Van de besluiteloze Otto krijgt ze weinig steun, al probeert hij al schipperend toch nog iets voor haar te betekenen. Als Frieda na pakweg acht maanden zwangerschap een zeer heftige bevalling beleeft onder erbarmelijke omstandigheden in een kraakpand avant la lettre, lijkt het lot van moeder en kind door de tijdgeest bezegeld.
Op haar 81ste gaat Elfrieda vanuit het verzorgingstehuis, met hulp van haar zoon, op onderzoek uit. Wat is er geworden van Otto? En wat is er precies met ‘haar kindje’ gebeurd? Uiteindelijk krijgt de oude vrouw een onthutsend antwoord op haar vragen.

Moeilijkheid
Het boek leest erg vlot. Het verhaal komt niet zo snel op gang, maar veel hoofdstukken zijn compact, wat zeker prettig is voor N1-lezers. Robbens stijl is heel toegankelijk. Een niet zo ervaren lezer zullen misschien de subtiliteiten in typische Robbenzinnen ontgaan. De moeilijkheid zit dan ook vaak in de vele vooruitwijzingen die niet meteen duidelijk zijn, zoals al op bladzijde 2. Frieda denkt even terug aan een recent moment waarop haar zoon Tobias en zijn vrouw Nadine thuis kwamen vertellen dat Nadine zwanger is: ‘Louis was dolgelukkig. (…) En ik natuurlijk ook. Ik was ook heel gelukkig voor hen.’ De vele lijnen die er op die manier via motieven door het boek lopen, zullen voor N2- en zeker voor N3-lezers duidelijker zijn dan voor minder geoefende lezers.
Spanning bouwt Robben op door afwisselend te schrijven over beide periodes waarin het verhaal speelt: 1963 en bijna zestig jaar later: het nu van begin jaren twintig. De heftige ontwikkelingen die in de ’63-periode aan de orde komen, tekenen de tijdgeest en tonen wat er in een halve eeuw veranderd is. Dat zullen lezers van alle niveaus inzien.

Didactische en letterkundige analyse

Dimensies

Indicatoren

Toelichting | complicerende factoren

Algemene vereisten

Bereidheid

De lezer moet bereid zijn een roman te lezen waarin het perspectief van een 81-jarige vrouw is gekozen. De episode uit 1963 is echter heel direct weergegeven, zonder commentaar van die oudere vrouw.
Ook moet de lezer bestand zijn tegen heftige passages die te maken hebben met de toenmalige gevolgen van de zwangerschap van ongehuwde meisjes.

 

Interesses

De N1-lezer zal vooral geïnteresseerd zijn in het verhaal: de schoorvoetende verliefdheid van Ietje en Otto, de ‘onmogelijkheid’ van de zwangerschap en de gevolgen daarvan. Enige belangstelling voor moraliteit (wat is ‘zedig’, wat is ‘zondig’) en hoe de ideeën daarover kunnen veranderen, verrijkt de leeservaring.
Het verzwegen trauma van Frieda en de manier waarop ze daar anno nu mee leert leven, is voor lezers die in psychologische processen geïnteresseerd zijn, een goed thema.  

 

Algemene kennis

Geen bijzondere voorkennis vereist, maar het helpt als je iets weet over de heersende zeden en huwelijksmoraal in Nederland in de jaren vijftig en zestig van de 20e eeuw.

 

Specifieke literaire en culturele kennis

De lezer moet oog hebben voor motieven in het verhaal. Maar ook een weinig ervaren lezer kunnen bepaalde motieven moeilijk ontgaan, doordat zij heel duidelijk in de roman aanwezig zijn.

Vertrouwdheid met literaire stijl

Vocabulaire

Het woordgebruik is beslist niet moeilijk. Uiteraard komt er hier en daar een woord voorbij dat past bij de voorbije tijd, maar de context maakt de betekenis meestal wel duidelijk.

 

Zinsconstructies

Geen obstakel. Het enige is dat er in de simpele zinnen soms meer verborgen zit dan je bij oppervlakkige lezing zou denken. ‘Gemma (…) begon emmers te verschuiven die eigenlijk niet verschoven hoefden te worden’ (blz. 43). ‘Iedereen die heeft ontbeten, is alweer in afwachting van de volgende eetronde.’ (blz. 146)

 

Stijl

In recensies wordt de stijl van Robben geroemd. Hij schrijft ‘goed gedoseerd en sensitief’ over grote drama’s. Lezers die van een bijzondere stijl houden,  zullen genieten van de originele beeldspraak en de rake beschrijvingen. Als Frieda aan Otto vertelt dat ze waarschijnlijk zwanger is, komt hij met vragen en opmerkingen als: ‘We hebben toch voorzichtig gedaan? (…) De laatste tijd deden we toch extra veilig? Had je je pessarium wel in?’ Dan staat er: ‘Het klonk alsof hij de kleine lettertjes van de verzekeringsvoorwaarden langsging.’ 

Vertrouwdheid met literaire personages

Karakters

Frieda, Otto en Tobias zijn de belangrijkste karakters. Ook de ouders van Frieda spelen een vrij belangrijke rol. Daarnaast zijn er vele bijfiguren, maar hun rol in het verhaal is steeds duidelijk.

 

Aantal karakters

Zie boven.

 

Ontwikkeling van en verhouding tussen de karakters

 

De ontwikkeling die Frieda doormaakt, staat voorop. Het gaat daarbij om beide episodes. In 1963 maakt zij als jonge vrouw veel mee en dat tekent haar voor de rest van haar leven. Otto verdwijnt uit haar leven.
De relatie tussen Frieda en haar ouders krijgt veel aandacht. Het ongehuwde moederschap van hun jongste dochter ervaren zij als een ramp en vooral als een grote schande. Toch zijn zij blij als Frieda na de geboorte van haar kindje weer thuiskomt, zonder kind. Later zijn zij opvallend betrokken grootouders voor Tobias. Daar heeft Frieda gemengde gevoelens over.
Het kan lezers niet ontgaan dat Otto juist geen ontwikkeling doormaakt. Aan het eind van het verhaal blijkt Otto nog dezelfde wankelmoedige en besluiteloze man die hij vroeger ook was.

Vertrouwdheid met literaire procedés

Spanning

Klassieke spanning (wie heeft het gedaan? krijgen ze elkaar? etc.) kent de roman niet. Maar de kwellende vragen waar Frieda mee zit, zijn voor de lezer ook raadsels. Wat is er na de geboorte met ‘haar kindje’ gebeurd? Door de afwisseling van de verhaallijnen (1963 tegenover het heden) komt er gaandeweg zeker wel spanning in het verhaal. Vooral de verbetenheid waarmee Frieda ‘op zoek gaat’, draagt daaraan bij.

 

Chronologie

Het boek wisselt voortdurend tussen de episoden, maar de gebeurtenissen in die perioden worden grofweg in chronologische volgorde verteld. Wel zijn er nu en dan flashbacks; vooruitwijzingen hinten op zaken die later zullen plaatsvinden.

 

Verhaallijn(en)

Er zijn twee duidelijk te onderscheiden verhaallijnen: de korte liefdesgeschiedenis uit 1963 met fatale afloop en de eerste tijd van Frieda in het verzorgingstehuis. Geen probleem.

 

Perspectief

Het perspectief ligt de hele roman bij Frieda.

 

Betekenis

Al direct bij aanvang van het verhaal voelt de lezer dat er iets woelt en wroet in de oude Frieda, terwijl zij moet wennen als nieuwe bewoner in een verzorgingstehuis. Er zijn als het ware kleine plaagstootjes in haar gedachten en gedragingen die de vraag oproepen: wat kwelt haar? Waar heeft ze last van? Wat is er vroeger gebeurd? Gaandeweg wordt steeds meer duidelijk dat de dramatische afloop van de relatie met Otto bijna zestig jaar heeft liggen sluimeren, maar dat de vragen die Frieda heeft, nu beantwoord moeten worden. In de kern is de roman een onderzoek naar de manier waarop een traumatisch verleden en vooral het ‘niet weten’ lange tijd weggestopt is, maar uiteindelijk toch aan de oppervlakte komt en, met terugwerkende kracht, om ‘verwerking’ vraagt. Het genadeloze cliché ‘iets een plekje geven’ als het over verdriet gaat, krijgt in deze roman wel een heel letterlijke invulling.
Daarnaast heeft de roman betekenis als een schokkende schets van nauwelijks te bevatten gebruiken, normen en waarden uit een tijd die nog niet zo ver achter ons ligt. De kracht van het boek is dat de schrijver daarover geen moralistisch oordeel geeft, maar de feiten voor zich laat spreken

Relevante bronnen voor docenten

 

Interview met de schrijver op YouTube.
Een enthousiaste maar zeker ook kritische bespreking van de Lezer des Vaderlands op YouTube.
Website van de schrijver.

Externe leestips

 

Rascha Peper, Dooi
Marga Minco, De val

Auteur docentinfo

 

Jan Erik Grezel