Docenten Nederlands 15-18
| niveau 2 | Bor
Introductie
Joris Moens (1963) was een van de oprichters van het tijdschrift Zoetermeer. Hoewel anderen - zoals Ronald Giphart - meer aandacht trokken, was het duidelijk dat hij een van de meest begaafde schrijvers van zijn generatie was. Zoals criticus Johan Diepstraten schreef: 'Hij is in ieder geval komischer dan Grunberg, Giphart en Brusselmans samen.' Bor is het debuut van Moens.
Wat opvalt in zijn werk is dat het niet alleen moderne zedenromans zijn, maar vooral ook dat de hoofdpersonen zeer sterk op elkaar lijken. Het zijn stuk voor stuk eenlingen die geen blad voor de mond nemen, maar wier wilde scheldpartijen niet voort lijken te komen uit geestelijke armoede, maar uit pijn en angst. Wilfried Takken in NRC Handelsblad: 'Het lijkt of Moens moedwillig de lezers tegen zijn personages wil opzetten. Om ze te testen. Hij speelt met de neiging van de lezer om zich in te leven in romanpersonages. Steeds als dit dreigt te gebeuren, laat hij ze iets schokkends doen of zeggen, zodat de kans op empathie weer verkeken is. Toch weet hij uiteindelijk medeleven op te wekken voor zijn etterbakken.'
Bron: uitgeverijcontact.nl
Inhoud
Bor gaat over een zestienjarige etter die maling heeft aan de wereld - aan zijn ouders, zijn leraren en medeleerlingen, die hij 'puistenkop' noemt en 'de uitstraling van een loempia' toebedeelt. Z'n Turkse klasgenoten zijn 'baklava's' en hoewel hij een grote mond heeft, kijkt hij het liefst naar meisjes via een verrekijker, net als z'n vader. Het boek begint met het aftuigen van mormonen en de nasleep daarvan is in de hele roman - die zich afspeelt gedurende elf dagen - merkbaar. Hoewel Bor een onuitstaanbaar joch is, blijkt hij naarmate het boek vordert steeds filosofischer gedachten te hebben en tegelijkertijd kwetsbaar te zijn.
Bron: uitgeverijcontact.nl
Moeilijkheid
Bor laat lezers kennis maken met een voor hen, waarschijnlijk, vreemde hoofdpersoon. Leerlingen zullen zeker zaken herkennen, iets waar N2-lezers behoefte aan hebben. De hoofdpersoon is namelijk van hun leeftijd. De uitdaging voor N2- en N3-lezers zal liggen op het vlak van reflectie op het gedrag van de hoofdpersoon. De structuur en het perspectief zorgen bij N1-lezers niet voor problemen. Qua taalgebruik is het boek ietwat aan de ingewikkelde kant voor N1-lezers. Qua morele kwesties is er genoeg uitdaging te vinden in Bor voor de N3-leerling. Het boek zal jongens waarschijnlijk meer aanspreken dan meisjes.
Dimensies |
Indicatoren |
Toelichting | complicerende factoren |
Algemene vereisten |
Bereidheid | Bor vraagt van de N2-lezer geen heel grote bereidheid. Het boek is geschreven in spreektaal (op hier en daar een ongebruikelijke term na) en de structuur is eenvoudig (chronologisch, elk hoofdstuk heeft als titel een dag van de week). Ten slotte is het boek niet erg dik. Een N1-lezer kan gepakt worden door de aansluiting met de hoofdpersoon (een jongen van zeventien jaar) en door de spanning die het gedrag van de hoofdpersoon oproept. Het gevaar zit hem voor de N1-lezer in de vele gedachten van de hoofdpersoon. Dit haalt soms het tempo uit het verhaal. Een N3-lezer zal dit boek qua structuur en taalgebruik wellicht relatief eenvoudig vinden, maar wordt misschien op inhoudelijk vlak geprikkeld door de kennismaking met een ander milieu en door morele vragen die het gedrag van de hoofdpersoon oproept. |
Interesses | Bor spreekt jongens wellicht meer aan dan meisjes. Meisjes kunnen afgeschrikt worden door het grove taalgebruik van de hoofdpersoon en doordat hij zich regelmatig agressief gedraagt. Vooral jongens met een zekere 'bravoure' zal dit juist aanspreken in het boek. Ze zullen zich waarschijnlijk wel realiseren dat het gedrag van de hoofdpersoon allerlei grenzen overschrijdt, maar ze zullen er ook om lachen. Een andere reden waarom het boek jongens mogelijk meer aanspreekt dan meisjes, is dat Bor zich met typische 'jongensdingen' bezighoudt; hij knapt de brommer van zijn broer op, hij houdt zich bezig met meisjes, kijkt met zijn vrienden naar voetbal. Lezeressen op N3 zullen mogelijk meer bereid zijn om Bor te lezen dan lezeressen op N1. |
|
Algemene kennis | Het boek doet weinig tot geen beroep op specifieke achtergrondkennis. | |
Specifieke literaire en culturele kennis | Lezers hebben geen specifieke literaire of culturele kennis nodig om dit boek te lezen. | |
Vertrouwdheid met literaire stijl |
Vocabulaire | Eenvoudig, alledaags taalgebruik. Veel spreektaal, waarbij kennis van uitdrukkingen soms nodig is. ('afgepeigerd', 'muizetronie', 'Nog een avond geen tv kijken zou een te zware wissel op de ouwe trekken.') Een N2-lezer is wellicht in staat uit de context op te maken wat onbekende uitdrukkingen betekenen. N3-lezers zullen geen moeite hebben met de woordkeuze. |
Zinsconstructies | Redelijk veel korte, enkelvoudige zinnen. Soms samengestelde zinnen die wat ingewikkelder zijn, maar waar een N2-lezer wel mee uit de voeten kan. Voor de N3-lezer geen probleem, een N1-lezer blijft hier en daar wellicht (even) steken. | |
Stijl | Door het perspectief en de vele gedachten van de hoofdpersoon is het alsof de hoofdpersoon alles vertelt. Een enkele keer kan de overgang van 'actie' naar fragmenten met gedachten wellicht tot verwarring leiden. | |
Vertrouwdheid met literaire personages |
Karakters | De hoofdpersoon is voor de N2-lezer goed te volgen, aangezien het perspectief bij hem ligt en er veel fragmenten voorkomen waarin zijn gedachten zijn te lezen. Ook andere personages worden helder geschetst. De N2-lezer zal wellicht moeite hebben met de relatie tussen de hoofdpersoon en zijn ouders (met name de moeder). Deze verhoudingen zullen een N3-lezer wellicht prikkelen. |
Aantal karakters | Er is een beperkt aantal karakters. Bovendien wordt over het algemeen van elk karakter duidelijk gemaakt wie hij is en wat zijn relatie is tot de hoofdpersoon. Hierdoor is het boek ook voor een N1-lezer goed te volgen. | |
Ontwikkeling van en verhouding tussen de karakters | In het verhaal wordt bij de hoofdpersoon de spanning opgebouwd over het wel of niet gepakt worden voor de mishandeling. Ook wordt er een zekere seksuele frustratie opgebouwd. Beiden komen tot een climax aan het eind van het verhaal. | |
Vertrouwdheid met literaire
|
Spanning | De spanning wordt op de eerste pagina stevig opgeroepen. Gebeurtenissen volgen elkaar redelijk snel op. In het midden van het verhaal neemt de spanning wat af, maar vanaf het moment dat de eerste kameraad van de hoofdpersoon wordt opgepakt, neemt de spanning weer snel toe. Dit alles leidt ertoe dat ook N1-lezers door zullen willen lezen. |
Chronologie | Elk hoofdstuk is een nieuwe dag in een tijdspanne van elf dagen (maandag tot en met donderdag). Er zijn geen flashbacks, wel af en toe een terugverwijzing. De enige moeilijkheid zit hem voor de N2-lezer wellicht in het bepalen van het moment van de dag waarop een nieuw hoofdstuk begint. | |
Verhaallijn(en) | Er is één verhaallijn. Voor de N2-leerling is dat eenvoudig. Een N1-leerling zal het prettig vinden, een N3-leerling wellicht wat te simpel. | |
Perspectief | Er is sprake van een ik-perspectief, dat ligt bij een jongen van ongeveer zeventien jaar. Ook dit is voor de N2-leerling eenvoudig en voor de N1-leerling erg prettig. | |
Betekenis | De N1-lezer zal wellicht afgestoten worden, doordat het milieu en gedrag van de hoofdpersoon 'ver-van-zijn-bed' is. De N2-leerling zal vooral betekenis hechten aan het gedrag van de hoofdpersoon en dit gedrag af- of goedkeuren. Een enkeling vindt het wellicht interessant waar dit gedrag vandaan komt. De N3-lezer zal zeker geprikkeld worden door vragen als 'waar komt dit gedrag vandaan?' of 'wat zijn de verhoudingen binnen het gezin van de hoofdpersoon?' |
|
Relevante bronnen voor docenten |