Docenten Nederlands 15-18
| niveau 1 | Die dag aan zee
Introductie
Peter van Gestel (1937) is een veel bekroonde, Amsterdamse schrijver. Het eerste boek van Van Gestel verscheen in 1979: Schuilen onder je schooltas. Zijn verhalen gaan vaak over wat onhandige, eenzame jongeren, die het moeilijk hebben op school of thuis, maar vooral met zichzelf.
Dat hij een echte Amsterdammer is, kun je terugvinden in zijn boeken: veel van zijn verhalen spelen in deze stad. Bijvoorbeeld Winterijs, dat in 2002 is bekroond met de Woutertje Pieterse Prijs en de Gouden Griffel en in 2003 met de Nienke van Hichtumprijs. Peter van Gestel schreef ook een bewerking van het 16e-eeuwse mirakelspel over Mariken van Nieumeghen, Mariken. Dat boek werd bekroond met de Zilveren Griffel en de Gouden Uil Jeugdliteratuurprijs (1998). Ook schreef Van Gestel een bijzondere bewerking van het klassieke verhaal over Gulliver, die reisde naar het land van reuzen en dwergen (Gullivers reizen).
Het werk van Peter van Gestel is vaak bekroond. In 2006 kreeg hij de Theo Thijssenprijs voor zijn gehele oeuvre.
Inhoud
Leeswaarschuwing: onderstaande tekst bevat details over de inhoud en/of de afloop van het verhaal.
Die dag aan zee is het verhaal van het 12-jarige meisje Sibille, kortweg Sip, dat na de dood van haar oudere broer Cham terugblikt op haar leven. Cham en Sibille groeien op in een klein dorpje aan de kust in een vrijstaand huis. Sip en Cham hebben een moeizame relatie met hun ouders. Hun vader is een naar binnen gekeerde kunstenaar en hun moeder heeft vooral oog voor haar man. Sibille en Cham hunkeren naar liefde en aandacht van hun ouders, maar de kinderen zijn erg op zichzelf aangewezen: er wordt niet op ze gelet. Cham is een aparte, ongrijpbare jongen die alcohol drinkt, ’s nachts door het bos spookt en niet naar school gaat. Sibille adoreert haar grotere broer en ze volgt hem overal, maar begrijpt als jonger zusje niet veel van zijn gedrag. Op een ochtend fietsen Cham en Sibille samen naar het strand. Als Sibille op het strand gaat liggen, wandelt haar broer de zee in om te zwemmen. Hij komt niet meer levend uit het water. Sibille is in slaap gevallen en voelt zich schuldig over de dood van haar broer. In de periode van rouw die volgt, wordt Sip geconfronteerd met de vraag: wilde Cham dood of was het een ongeluk?
Moeilijkheid
Verteltechnisch zit het verhaal niet ingewikkeld in elkaar: het verhaal begint in medias res; in de eerste zin wordt duidelijk dat de broer van de ik-persoon is overleden. Voor N1- en N2-lezers misschien een confronterend begin. Enige aansporing het boek tóch door te lezen is wellicht nodig. Daarna blikt de ik-figuur terug op haar kindertijd en haar leven met haar grote broer. Voor weinig ervaren N1-lezers mist het boek wellicht spanning, aangezien het boek met het meest ingrijpende gegeven opent. De ik-figuur vertelt in korte zinnen met pakkende beeldspraak over haar broer en ouders. Doordat dit in korte zinnen gebeurt, zal de N1-lezer niet snel afhaken.
Dimensies |
Indicatoren |
Toelichting | complicerende factoren |
Algemene vereisten |
Bereidheid | Die dag aan zee is heel geschikt voor N1-lezers, mits zij ervoor openstaan zich in te leven in de ontwikkeling van een meisje, vanaf haar vijfde tot het begin van haar puberteit. Van Gestel heeft voor dit perspectief zeker geen kinderachtige stijl gebruikt. De N1-lezer zou bereid moeten zijn een boek te lezen waar al vanaf het begin duidelijk is dat een jongen sterft. In de daaropvolgende hoofdstukken vertelt de ik-verteller haar verhaal tot de dag waarop de broer verdrinkt en de periode van rouw die daarop volgt. |
Interesses | Die dag aan zee zal vooral lezers aanspreken die geïnteresseerd zijn in de gevoelens van een jong iemand die iets traumatisch meemaakt. Het boek vertelt het verhaal van een artistiek, niet-doorsnee gezin waarin de gezinsleden elkaar niet echt kennen. De lezer heeft interesse voor de emoties van mensen en voor menselijke verhoudingen (binnen het gezin). | |
Algemene kennis | Geen bijzondere voorkennis vereist. | |
Specifieke literaire en culturele kennis | Geen bijzondere voorkennis vereist. | |
Vertrouwdheid met literaire stijl |
Vocabulaire | In korte zinnen weet Van Gestel complexe pijn en emoties samen te vatten. Geen probleem voor een N1-lezer. Er worden veel metaforen gebruikt; dat kan prikkelend zijn voor een N2-lezer. |
Zinsconstructies | De zinsbouw is eenvoudig. Veel korte enkelvoudige zinnen en heldere, uitgeschreven dialogen. | |
Stijl | Peter van Gestel heeft een droevig, realistisch verhaal geschreven, dat mede door de stijl zo aangrijpend is. Van Gestel schrijft heldere, korte zinnen die juist door hun eenvoud weten te raken. | |
Vertrouwdheid met literaire personages |
Karakters | Er zijn vijf karakters echt belangrijk: pa, ma, Cham, Sibille en oma Jeanne. De karakters zijn allemaal wat lastig te doorgronden: pa schildert alle dagen in zijn atelier en moeder verafgoodt haar man de kunstschilder en vervult een dienstige rol. |
Aantal karakters | Een overzichtelijk aantal. Geen probleem. Er komen naast de hoofdpersonen Sibille, Cham, hun ouders en een oma nog een paar bijfiguren voor in het verhaal, zoals Jet, een eerste vriendinnetje van Cham, en Lotte, een klasgenootje van Cham. | |
Ontwikkeling van en verhouding tussen de karakters | De lezer leert vooral Sip goed kennen. Door het ik-perspectief en de ontwikkeling die zij in de loop der jaren doormaakt, leest de lezer over haar onzekerheden, hoe zij zich tot anderen verhoudt en hoe gek zij is op Cham; bij het opgroeien neemt haar adoratie alleen maar toe. Het verhaal draait voor een groot deel om Cham en om hoe anderen hem zien; Cham is lastig te doorgronden. De kinderen worden niet gezien door de ouders. De relatie tussen de kinderen en ouders speelt een belangrijke rol in het verhaal. | |
Vertrouwdheid met literaire procedés |
Spanning | Het verhaal begint met de dood van de broer van Sibille. Voor een minder ervaren N1-lezer kan dit confronterend of teleurstellend zijn. De N1-lezer kan halverwege het boek afhaken als hij erachter komt dat er niet veel (anders) meer bekend wordt gemaakt over de dood van de jongen. De ervaringen en gevoelens van het zusje Sibille en later ook de rouwverwerking van het gezin staan centraal in het boek. |
Chronologie | Het verhaal ontwikkelt zich, vanuit de terugblik van Sip, chronologisch, met tijdsprongen. | |
Verhaallijn(en) | Eén hoofdlijn. | |
Perspectief | Er is sprake van een ik-perspectief. Je leest alle gedachten en gevoelens van Sip. Wij leren haar daardoor goed kennen, maar ongrijpbaar blijft ze ook, omdat ze zich vaak anders gedraagt dan ze zich voelt. Het perspectief en de groei van de hoofdpersoon kunnen N1-lezers zeker aanspreken, juist omdat de hoofdpersoon een heel bijzonder meisje is uit een apart gezin. | |
Betekenis | De N1-lezer zal primair het verhaal lezen van de relatie tussen een ongrijpbare broer en een eigenzinnig zusje en de verdrietige dood van de broer. In het verhaal zijn voor de N2-lezers mooie metaforen ('de zee is als een vrouw') en beelden ('Jij wilt nooit praten, je staat altijd met je rug naar ons toe') te vinden. De zee speelt in zekere zin ook een hoofdrol in het verhaal. Het motto van het boek is een regel uit het gedicht 'Twee menschen' van A. Roland Holst. Dit gedicht gaat over de zee, de dood en de liefde. |